Een gedicht op de begraafplaats

In juni van het afgelopen jaar kreeg ik een telefoontje van de gemeente Urk. Of ik als stadsdichter een gedicht wilde schrijven voor een openingshandeling door de wethouder van een nieuw deel van de plaatselijke begraafplaats. ‘Dat zou een eerwaardige aanvulling zijn bij de speeches en openingshandeling’, aldus de gemeente.

Ik vond het mooi dat ik hiervoor werd gevraagd. Tegelijkertijd ook best een opgave. Je wilt een gedicht schrijven waar iedereen, iedere inwoner van Urk, van iedere gezindte, zich in kan vinden. Een eerwaardig gedicht…

Toen ik aan de slag ging, bleef ik dicht bij mezelf. Wat voel je, als je op een begraafplaats bent, waar je voorouders en dorpsgenoten begraven liggen? Daarna komt de vraag: hoe zwaar of licht moet je zo’n gedicht aanzetten?

Daarom schreef ik een gedicht waar zowel ruimte is voor verdriet als voor hoop. Daar koos ik een rijmvorm bij die eeuwen oud is, een sonnet. Daarmee heb ik het respect voor het verleden willen uitdrukken. In de laatste zinnen komt het protestantse vertrouwen van het dorp en het eeuwenoude geloof van onze voorouders naar voren. Tegelijkertijd is het door de rijmvorm een makkelijk leesbaar gedicht, dat door iedereen begrepen kan worden.

Ik heb deze zo geschreven, dat het behalve geestelijk ook letterlijk kan worden geïnterpreteerd. De ‘loodsende hand’ is in die betekenis de zorg en het nabuurschap in de gemeenschap, het ‘leven na de dood’ de plek van herinnering die achterblijft voor het nageslacht. En ik hoop dat het hiermee een gedicht van troost voor echt alle inwoners van Urk is geworden.

Eind vorig jaar hoorde ik dat het gedicht ook een fysieke plek zou krijgen op de begraafplaats. Het is daarmee het eerste gedicht in de openbare ruimte van een Urker stadsdichter. En ik vind dit een mooi gebaar van de gemeente, dank daarvoor.

Vanochtend werd het gedicht onthuld en kon ik het met eigen ogen bekijken.

De begraafplaats

De stilte draagt het missen, lijden:
Hier zingt een vogel zacht zijn lied.
Ruimte is hier voor verdriet,
Gedachten aan voorbije tijden.

Een wind waait langs de bankjes, bomen,
Grassen, graven, om ons heen,
Streelt hun namen, één voor één,
Dorpsgenoten, thuisgekomen.

Vertrouwen is ons meegegeven:
Aan het einde van het leven
Is een zachte hand die loodst.
En voor ons, die achterbleven,
Is hier een stille plaats die troost,
Tot aan een leven na de dood.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *