55 jaar na Achterberg: een bloemlezing

Vandaag, 17 januari 2017, is de 55e sterfdag van Gerrit Achterberg. Tijd dus voor een artikel over deze dichter. Mijn liefde voor het werk van Achterberg schuif ik nooit onder stoelen of banken. Ik hoop, door middel van een berichtje hier en daar, in enige zin bij te kunnen dragen aan de bekendheid van Achterberg.

Eerder schreef ik over de gedichten “Hulshorst” en “Ichtyologie”. Hierbij een bloemlezing uit zijn meest toegankelijke en mijns inziens meest stijlvolle gedichten.

*

Aan het roer dien avond stond het hart
en scheepte maan en bossen bij zich in
en zeilend over spiegeling
van al wat het geleden had
voer het met wind en schemering
om boeg en tuig
voorbij de laatste stad.

– Opdracht, uit: “Afvaart”, 1931

Hulshorst

Hulshorst, als vergeten ijzer
is uw naam, binnen de dennen
en de bittere coniferen,
roest uw station;
waar de spoortrein naar het noorden
met een godverlaten knars
stilhoudt, niemand uitlaat
niemand inlaat, o minuten
dat ik hoor het weinig waaien
als een oeroude legende
uit uw bossen: barse bende
rovers, rans en ruw
uit het witte veluwhart.

– uit: “Eiland der ziel”, 1939

Diaspora

Al zijt gij in onnoembaarheid,
glanzende scharen van mijn wil
zijn uitgegaan om u te tellen:
een prevelen, niet te verstaan,
zal eenmaal samenvallen
met onze kennismaking
diep in de taal.

Dan treedt uw lichaam uit mijn som,
want alle moleculen
roep ik weerom
uit hun verstrooiing. Alle.

– uit: “Radar”, 1946

Vervulling

Het beste van voor jaren dringt vanavond tot mij door.
Al je gewone vragen vinden weer gehoor.
Regent het. Ja het regent. Goede nacht.
Laten we nu gaan slapen, zeg je zacht.
Wij luisteren en liggen. Wind beweegt het raam.
Blijf zo maar liggen, zeg ik, en ik noem je naam.
Alles wat antwoord is gaat van mij uit.
Je wordt vervuld van de oneindigheid.

– uit: “Existentie”, 1946

Code

De levenskracht die gij eenmaal bezat
verdeelt zich nu over het abc.
Ik combineer er sleutelwoorden mee
en open naar uw dood het zware slot.

Het is, in ’t vers, de figuratie: God,
te vinden met de letters g, o, d,
in deze volgorde, maar niet per se,
ook andere formaties kunnen dat.

Iedere serie, elke schakeling,
uit welke taal genomen, is geschikt,
zolang ze in de juiste spanning staat.

De dichter, onder ’t schrijven, weegt en wikt,
op dood en leven een schermutseling,
totdat de deur eindelijk open gaat.

– uit: “En Jezus schreef in ’t zand”, 1947

Zeiltocht

Zingen omdat zeilen zo verrukt.
Het lichaam als een vlam gebukt
op het witte waterstuk.
Stromen. En volkomen zijn
vrouwenlichaam achterover,
achterover naar beneden,
met het blinken rug aan rug.
En de ziel, het helle zeil,
als een vogel over mij.
Hemelsnede.
Heil.

– uit: “Hoonte”, 1949

Ichtyologie

Er is in zee een coelacant gevonden,
de missing link tussen twee vissen in.
De vinder weende van verwondering.
Onder zijn ogen lag voor ’t eerst verbonden

de eeuwen onderbroken schakeling.
En allen die om deze vis heenstonden
voelden zich op dat ogenblik verslonden
door de miljoenen jaren achter hen.

Rangorde tussen mens en hagedis
en van de hagedis diep in de stof,
verder dan onze instrumenten reiken.

Bij dit besef mogen we doen alsof
de reeks naar boven toe hetzelfde is
en kunnen zo bij God op tafel kijken.

– uit: “Cenotaaf”, 1953

Onland

In ’t onland stond een hert zo groot als God.
Men kon ook zeggen klein als duimelot.
Tussen zijn horens flikkerde een kruis.
Het sprak, en ik werd minder dan een muis:

Geen jager ooit spendeert aan mij een schot,
want ik zit kogelvrij in het komplot.
Hoe meer je op mij schiet, des te meer kruis
er in mij opschiet. Lever het bewijs.

Ik legde aan. Maar uit de struiken trad
de heilige Hubertus die daar zat.
Hij schreeuwde lachend: Zonde van je kruit.
De jachttijd is gesloten. Weg die spuit.

Ik zette het geweer tegen een boom;
een achterlader, nog van mijn oudoom.

– uit: “Spel van de wilde jacht”, 1957

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *